Boek 'Schrijf je levensverhaal'

Ik heb jarenlang beroepsmatig verhalen geschreven, dus kan je veel vertellen over een goede structuur en over boeiend schrijven. Dit boek geeft informatie over technieken en geeft daarmee handvatten om je inspiratie in de juiste vorm te gieten. Hieronder de inhoudsopgave. 

Inleiding.

Hoofdstuk 1. Voorbereiding: vorm, standpunt, omgevingsfactoren.

1.1 Vorm

1.1.1 Biografie, autobiografie of memoires

1.1.2 Thematisch en anekdotisch levensverhaal

1.1.3 Realistisch of geromantiseerd levensverhaal

1.1.4 Dagboeken, brieven en fotoboeken

1.1.5 Fictief levensverhaal

1.2 Ik-vorm of hij-vorm

1.3 Tegenwoordige tijd of verleden tijd

1.4 Hoofdstukkenindeling

1.5 Oefeningen vorm.

1.6 Standpunt bepalen

1.7 Oefeningen standpunt

1.8 Beschrijving of dialoog

1.9 Oefeningen beschrijving en dialoog

1.10 Omgevingsfactoren

1.10.1 Tijdsbeeld.

1.10.2 Cultuur, achtergrond, taalgebruik.

1.10.3 Sfeer

1.10.4 Locatie

1.11 Oefeningen omgevingsfactoren

1.12 Voorbeelden van levensverhalen

1.12.1 Zeilmeisje Laura Dekker, mijn verhaal

1.12.2 Echte mannen eten geen kaas. Vier jaren in handen van een loverboy

1.12.3 De Wolf, John

1.12.4 La Paay

1.12.5 Juliana, de jonge jaren van de Prinses der Nederlanden

1.12.6 Jambers, ik heb het gedaan

Hoofdstuk 2 Voorbereiding: je lezers, je doelgroep bepalen

2.1 Verband onderwerp en thema

2.2 Rekening houden met je doelgroep(en)

2.3 Contrast of overeenkomst tussen jouw leven en dat van je lezers

2.4 Verband doelgroep en onderwerp

2.5 Verband doelgroep en thema

2.6 Oefeningen

Hoofdstuk 3 Voorbereiding: het schrijfproces en het emotionele proces

3.1 Het emotionele proces

3.1.1 Ondersteuning, feedback

3.2 Het schrijfproces

3.3 Oefeningen

Hoofdstuk 4 Voorbereiding: informatie verzamelen en ordenen

4.1 De drie elementen (gebeurtenis, karakter, omgeving)

4.2 Informatie verzamelen

4.3 Interviews houden

4.4 Informatie ordenen aan de hand van een tijdlijn

4.4.1 Voorbeeld tijdlijn Arno

4.5 Details van je levensverhaal ordenen

4.5.1 Mindmaps

4.5.2 Detailbladen

4.6 Persoonsbeschrijving

4.7 Oefeningen tijdlijn en persoonsbeschrijving

Hoofdstuk 5. Structuur: gebeurtenissen, plot

5.1 Plot

5.2 Spanningsboog

5.3 Inleiding of expositie

5.3.1 Inleiding starten met boeiende gebeurtenis

5.3.2 Inleiding starten met een boeiende karakterschets

5.4 Middendeel levensverhaal en (anti-)climax

5.5 Afronding

5.6 Spanningsboog in een hoofdstuk of paragraaf

5.7 Plot, hoofdlijn en nevenlijnen ordenen

5.8 Keerpunten, wendingen

5.9 Chronologische volgorde, flashbacks, flashforwards

5.10 Plot in je tijdlijn markeren

5.11 Oefeningen

Hoofdstuk 6. Structuur: karakter, hoofdpersoon en overige personen

6.1 Mede- en tegenspelers en figuranten

6.1.1 Figuranten

6.1.2 Mede- en tegenspelers (individuele personen)

6.1.3 Overige mede- en tegenspelers.

6.2 Karakter van de hoofdpersoon

6.2.1 Karaktereigenschappen en het kernkwaliteitenmodel

6.2.2 Lijst karaktereigenschappen, kernkwaliteiten

6.3 Karakter, tegenstrijdigheden en consistentie

6.4 Uiterlijk en gewoonten

6.5 Contrast of overeenkomst tussen hoofdpersoon en overige personen

6.6 Samenhang visie, thema, doelen

6.7 Held, anti-held, sympathie, identificatie

6.8 Boodschap

6.9 Karakterontwikkeling van de hoofdpersoon

6.10 Oefeningen

Hoofdstuk 7. Structuur: Omgevingsfactoren

7.1 Omgeving en waarneming

7.2 Omgeving in relatie tot andere elementen

7.3 Historische gebeurtenissen

7.4 Oefeninge

Hoofdstuk 8 Structuur: synopsis, hoofdstukkenindeling, werktitel

8.1 Synopsis

8.2 Hoofdstukkenindeling

8.2.1 Chronologische volgorde

8.2.3 Afwijken van chronologische volgorde

8.3 Inhoud van hoofdstukken en paragrafen beschrijven

8.4 Indelen hoofdstuk in paragrafen en alinea’s

8.5 Werktitel

8.6 Oefeningen

Hoofdstuk 9. Schrijven: beschrijving, dialoog, citaat

9.1 Uitgebreide of korte beschrijvingen?

9.2 Citaten en korte uitspraken

9.3 Dialogen

9.4 Innerlijke dialogen

9.5 Non-verbale communicatie

9.6 Heikele kwesties beschrijven

9.7 Oefeningen

Hoofdstuk 10. Schrijven: flashbacks, flashforwards, hints, historisch perspectief.

10.1 Flashbacks

10.2 Flashforwards

10.3 Hints. 128

10.4 Historisch perspectief

10.5 Oefeningen

Hoofdstuk 11. Schrijven: paragraaf, alinea, zin en woord

11.1 Ritme

11.2 Logische opbouw in een alinea

11.2.1 Logische opeenvolging van beelden

11.2.2 Logische aansluiting van de zinnen

11.3 Logische opbouw in een paragraaf

11.4 Eenheid van de zinnen in een alinea

11.5 Accentzinnen

11.6 Openingszin nieuwe alinea

11.7 Accenten leggen op woorden en zinsdelen

11.8 Veelvoorkomende fouten

11.9 De juiste woorden kiezen

11.10 Taalgebruik hoofdpersoon

11.11 Oefeningen

Hoofdstuk 12. Schrijven: grammatica.

12.1 Werkwoorden

12.1.1 Tegenwoordige tijdsvorm

12.1.2 Verleden tijdsvorm

12.1.3 Voltooid deelwoord

12.2 Zelfstandige naamwoorden

12.2.1 Meervoudsvormen

12.2.2 Verkleinwoorden

12.3 Bijvoeglijk naamwoord

12.4 Samengestelde woorden

12.5 Voorzetsels

12.6 Getallen en hoofdletters

12.7 Leestekens

12.8 Interpunctie

12.9 Lastige grammaticale punten

12.10 Oefeningen

Hoofdstuk 13 Schrijven. Lay-out, afronding, publicatie

13.1 Lay-out en algemene regels

13.2 Correctieslagen

13.3 Illustraties, foto’s

13.4 Kaft van je boek

13.5 Publicatie

13.6 Oefeningen

Afsluiting. Inclusief citaten van schrijvers over schrijven